De IGJ neemt het heft in eigen handen en informeert een nieuwe werkgever over een incident van een arts. Is dat toegestaan?

Tessa van den Ende

Advocaat/partner Zorg Nysingh advocaten-notarissen NV

De rechtbank Den Haag buigt zich in de uitspraak van 10 oktober 2018[1] over de vraag of de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) uit eigen beweging een nieuwe werkgever van een medisch specialist (in dit geval een patholoog) mag informeren over diens handelen in dienst van een andere werkgever. In het vervolg van dit artikel hanteer ik de nieuwe benaming van de IGZ: de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).


De IGJ heeft ingevolge artikel 36 van de Gezondheidswet de taak om toezicht te houden op de naleving en opsporing van overtredingen op het gebied van volksgezondheid. De IGJ is in dat kader belast met het toezicht op de naleving van de op zorgaanbieders rustende wettelijke verplichting om verantwoorde dan wel goede zorg aan te bieden. Op het moment dat de IGJ van mening is dat de verantwoorde of goede zorg in het gedrang is, kan de IGJ de zorgaanbieder daarop aanspreken. Voor wat betreft de beoordeling daarvan heeft de IGJ een discretionaire bevoegdheid.


In het onderhavige geval ging het om een patholoog die eind 2014, terwijl ze werkzaam was in ziekenhuis A, bewust weefselmateriaal heeft verwisseld om te verbloemen dat naar buiten zou komen dat ze weefsel had weggegooid terwijl dat weefsel moest worden bewaard. Naar aanleiding van dat voorval is de patholoog door ziekenhuis A geschorst en vervolgens ontslagen. Ziekenhuis A heeft tevens een klacht ingediend bij de IGJ.


Een arts is verplicht een dergelijke klacht te melden bij de werkgever. Dit was met name van belang omdat de patholoog vlak voor het voorval een nieuwe arbeidsovereenkomst had gesloten met ziekenhuis B. Die overeenkomst ging in op 5 januari 2015 en er was een proeftijd in opgenomen van één maand. Door de IGJ is aan de patholoog tweemaal gevraagd of zij ziekenhuis B had geïnformeerd over de klacht, waarop beide keren ontkennend werd geantwoord. Daardoor besloot de IGJ ziekenhuis B zelf te infomeren over de klacht, waarnaar de patholoog nog binnen de proeftijd werd ontslagen.


De patholoog stelt de IGJ vervolgens aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad voor de schade die zij door het handelen van de IGJ heeft geleden. Die schade zag onder meer op gederfde inkomsten. Merkwaardig genoeg had, nog voordat het tot een rechterlijke beoordeling kwam, de IGJ haar eigen handelen als onzorgvuldig aangemerkt en had het tuchtcollege het handelen als klachtwaardig bestempeld. De IGJ had namelijk een klacht ingediend bij het tuchtcollege naar aanleiding van het voorval en in het oordeel van het tuchtcollege hield het tuchtcollege met het opleggen van een maatregel rekening met het klachtwaardig handelen van de IGJ. Dat klachtwaardig handelen was het inlichten van ziekenhuis B over het feit dat de IGJ een onderzoek deed naar de patholoog naar aanleiding van een ‘’ernstige melding’’ over diens handelen.[2] Naar aanleiding van een bij de IGJ ingediende klacht omtrent de meldingen uit 2013 en 2014, oordeelde de eigen klachtcommissie van de IGJ bovendien dat de klacht gegrond was omdat de patholoog nóg een mogelijkheid had moeten krijgen het zelf te melden.


Het voorgaande betekent volgens de rechter echter nog niet dat zonder meer kan worden gesproken van een onrechtmatige daad zoals bedoeld in artikel 6:162 BW. Daarvoor dient te worden beoordeeld of de IGJ in de gegeven omstandigheden in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om ziekenhuis B te informeren.


De rechtbank oordeelt, ondanks de zelfreflectie van de IGJ en het predicaat klachtwaardig van het tuchtcollege dat de IGJ in het onderhavige geval mocht overgaan tot het informeren van ziekenhuis B over het voorval met de patholoog. De rechter oordeelt daartoe onder andere dat de patholoog voldoende mogelijkheid heeft gehad het bestuur zelf te informeren en dat de IGJ haar die mogelijkheden ook voldoende heeft geboden. Zo heeft de IGJ tot tweemaal toe telefonisch gevraagd of het bestuur van ziekenhuis B inmiddels was geïnformeerd over het voorval. Ook heeft de oude voorzitter van de eenheid van ziekenhuis A de patholoog geadviseerd het voorval te melden bij de nieuwe werkgever. In het licht van de taak van de IGJ en de ernst van het voorval oordeelt de rechter dat de IGJ in redelijkheid heeft kunnen komen tot het informeren van de nieuwe werkgever van de patholoog.


Uit deze uitspraak volgt aldus dat het in beginsel aan de arts zelf is een nieuwe werkgever te informeren over diens (klachtwaardige) verleden, maar op het moment dat de arts het nalaat, de IGJ daartoe over mag gaan indien er zorgen zijn over de patiëntveiligheid.


Een terecht doch enigszins onverwacht eindoordeel gezien het feit dat het handelen van de IGJ eerder als klachtwaardig en onzorgvuldig is aangemerkt. Een eindoordeel wat de patholoog, vermoed ik, ook niet zag aankomen.


[1] Rechtbank Den Haag 10 oktober 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:12256.
[2] Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 29 juli 2016, ECLI:NL:TGZRZWO:2016:87.