Aansprakelijkheid schade aan spoor

Hoge Raad 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1345

BAM verrichtte in de nacht van 19 op 20 februari 2008 onderhoudswerkzaamheden aan het spoor. Ten behoeve van die werkzaamheden had BAM bij JMV een zogenaamde werktreinbegeleider ingehuurd. Deze werktreinbegeleider reed mee op een (werk)trein en had als taak het controleren of de wissels in de juiste stand stonden voordat deze door de (werk)trein werden gepasseerd. In verband met de te verrichten werkzaamheden waren de beveiligingssystemen namelijk uitgeschakeld. Deze werktreinbegeleider, die door JMV op haar beurt bij een derde was ingehuurd, meende dat een wissel in de juiste stand stond en liet de trein doorrijden. De wissel stond echter niet in de goede stand en werd door de trein beschadigd. De aansprakelijkheidsverzekeraar van BAM (Zurich Insurance plc) heeft de schade aan Prorail vergoed en wenste de schade te verhalen op JMV, omdat zij meent dat de schade het gevolg is van een fout van de bij JMV ingeleende werktreinbegeleider. JMV wees iedere aansprakelijkheid af, zodat Zurich een procedure is gestart.

A.A.M. (Alexa) Zeeman, advocaat Streefkerk Advocaten

> Wanneer dacht u dat dit wel eens een casus zou kunnen worden waarover de Hoge Raad een oordeel zou kunnen gaan vellen?

Op het moment dat ik deze zaak van Zurich ontving en we de procedure startten, hield ik nog niet direct rekening met cassatie. De discussie spitste zich met name toe op de vraag of de werktreinbegeleider wel of geen fout in de zin van artikel 6:170 BW had gemaakt. Dat lijkt niet direct een vraag die in cassatie aan de Hoge Raad wordt voorgelegd. De rechtbank Gelderland (zittingsplaats Arnhem) oordeelde dat dat de werktreinbegeleider geen fout had gemaakt en wees de vordering af. Aan de overige eisen van artikel 6:170 BW kwam de rechtbank daarom niet toe. Met dit oordeel kon Zurich zich niet verenigen en dat was ook reden om hoger beroep in te stellen. Vanaf het moment dat de zaak in hoger beroep werd behandeld, hield ik zeker rekening met de mogelijkheid dat nog cassatie zou volgen. Als Zurich in hoger beroep gelijk zou krijgen voor wat betreft de vraag of de werktreinbegeleider een fout had gemaakt, dan restte namelijk nog altijd de vraag of de werktreinbegeleider een ‘ondergeschikte’ als bedoeld in artikel 6:170 BW van JMV was. Een vraag naar de betekenis van het begrip ‘ondergeschikte’ is bij uitstek een vraag die aan de Hoge Raad kan worden voorgelegd. De rechtbank had zich daar nog niet over uitgelaten, dus het Hof zou dat mogelijk voor het eerst doen. Ik hield er dan ook rekening mee dat de op dit punt in het ongelijk gestelde partij daartegen in cassatie zou gaan.

> Had u de uitspraak van de

Hoge Raad verwacht?

Voor zover het in cassatie de vraag betrof of het Hof begrijpelijk had gemotiveerd dat de werktreinbegeleider een fout had gemaakt, vond ik het lastig te voorspellen wat de Hoge Raad zou oordelen.

Dat lag anders voor wat betreft de vraag naar de betekenis van het begrip ‘ondergeschikte’. De Hoge Raad heeft met dit arrest bevestigd dat dit begrip ruim moet worden uitgelegd. De uitspraak van de Hoge Raad is op dit punt in lijn met de geldende leer, dus in zoverre kwam de uitspraak niet onverwacht. Echter, de laatste keer dat de Hoge Raad zich hier over uitliet dateert wel van lange tijd geleden - de Hoge Raad verwijst in het arrest bijvoorbeeld naar een uitspraak uit 1988 - dus het zou ook niet raar zijn geweest als de Hoge Raad hier inmiddels anders over zou denken. Ik was dan ook op voorhand niet zeker van de uitkomst van deze zaak.

> Wat is voor u de belangrijkste les die we uit deze uitspraak kunnen halen?

De belangrijkste les is denk ik dat het begrip ‘ondergeschikte’ als bedoeld in artikel 6:170 BW nog altijd ruim moet worden uitgelegd. Het enkele feit dat de uitlener zeggenschap heeft over de vraag of en op welke momenten de (uitgeleende) werknemer werkzaamheden voor de inlener dient te verrichten, is voldoende om te spreken van ‘ondergeschiktheid’. Een uitzendbureau blijft dus veelal aansprakelijk voor fouten die door de door haar uitgeleende werknemers zijn begaan, ook al heeft dat uitzendbureau weinig invloed op de wijze waarop die werknemer zijn werkzaamheden bij de inlener daadwerkelijk verricht.

> Was de casus eenvoudig of heeft u zowel strategisch dan wel inhoudelijk alles uit de kast moeten halen. Kunt u aangeven welk onderdeel/aspect het nodige strategisch denkwerk nodig had.

Ik ben niet het type dat half werk levert. Ik houd sowieso altijd met alle mogelijke scenario’s rekening en zal dus altijd alles uit de kast halen. Ook in deze zaak. In dit geval had de rechtbank Zurich in eerste aanleg in het ongelijk gesteld. Kennelijk had ik de rechtbank er onvoldoende van overtuigd dat de werktreinbegeleider wel degelijk van een fout had gemaakt. Daarom was het zaak om in hoger beroep nog beter en duidelijker uiteen te zetten, waarom die werktreinbegeleider wél een fout had gemaakt. Als ik het Hof ervan zou kunnen overtuigen dat de werktreinbegeleider een fout zou hebben gemaakt, dan zou vervolgens beoordeeld moeten worden of ook aan de overige vereisten van artikel 6:170 BW was voldaan, waaronder het vereiste van ondergeschiktheid. De rechtbank had zich hier niet over uitgelaten, waardoor ik nog niet had kunnen toetsen hoe de rechterlijke macht hierover dacht. Het was weliswaar redelijk duidelijk hoe de Hoge Raad hierover in het verleden dacht, maar zou dat nog steeds het geval zijn? Daar kwam bij dat het Hof de laatste feitelijke instantie betrof en dat de mogelijkheden van een eventueel succesvol cassatieberoep afhankelijk zou zijn van de wijze waarop in hoger beroep zou worden geprocedeerd.

> De keuze voor een cassatieadvocaat hoe maakt u deze? en in dit geval?

Twee van mijn kantoorgenoten – mr. J. Streefkerk en mr. M.E. Franke – zijn gespecialiseerde cassatieadvocaten. Daarnaast zijn beiden gespecialiseerd in het aansprakelijkheidsrecht. Nu ik deze zaak in eerste aanleg en in hoger beroep bovendien meer dan eens besproken had met mijn kantoorgenoot mr. J. Streefkerk, was mijn advies aan mijn cliënte voor wat betreft de in te schakelen cassatieadvocaat dan ook niet moeilijk. Uiteindelijk heeft de cliënt natuurlijk wel de beslissende stem.

> Het feit dat de Hoge Raad een oordeel moest vellen betekent dit dat het niet goed in de wet was geregeld?

Nee, dat is niet het geval, althans niet in deze zaak. Tijden veranderen en daardoor kan het zijn dat sommige bepaalde wettelijke bepalingen nu anders moeten worden geïnterpreteerd dan in het verleden. Door deze zaak aan de Hoge Raad voor te leggen, is het nu voor een ieder duidelijk hoe het begrip ‘ondergeschikte’ als bedoeld in artikel 6:170 BW heden ten dage moet worden geïnterpreteerd.